Deze maand is het precies 10 jaar geleden dat ik aan het Grote Emigratie Avontuur begon. 10 Jaar alweer!
In Nederland geboren en getogen en gevormd -hoofdzakelijk door mijn onvolprezen Nederlandse moeder- had ik tot mijn dertigste helemaal niet de behoefte om me te verdiepen in mijn vaders -of zo je wilt mijn eigen- roots. Die Antilliaanse familiebijeenkomsten,- en feesten vond ik geweldig, maar verder was ik niet zo bezig met mijn afkomst of geschiedenis. Ik was een Twentse Tukker met een kleurtje and that was good enough for me.
Maar in het jaar 2000 had ik mij -na een korte vakantie- voorgenomen om eindelijk eens echt ‘back to my roots’ op Curaçao te gaan. Mijn vader kwam daar immers vandaan, en wat wist ik er nou helemaal vanaf, van dat eilandje, zijn mensen, de taal, de gewoonten en de -complexe- geschiedenis? Bitter weinig, zo bleek eenmaal in 2003/2004 toen ik voor een halfjaar op sabbatical verlof naar Curaçao was. Maar dat belette mij er niet van om er helemaal in te duiken, en een beetje verliefd te worden op dat malle eiland. En in 2006 hakte ik de knoop definitief door: ik ging op Curaçao wonen!
Zo, dat was dat: ik woon en leef nu op mijn vader’s eiland en ken nu zo’n beetje mijn roots. Of… toch niet?
Het is namelijk zo, dat mijn vader weliswaar op Curaçao geboren en getogen is, maar zíjn vader -mijn Opa Louis Smiet- kwam uit Suriname. Maar noemde je mijn vader per ongeluk een Surinamer, dan werd dat steevast beantwoordt met een resoluut ‘ik ben een Yu di Korsou hoor!’. Een trots kind van Curaçao dus. Maar dat klopte -sorry lieve pap- dus niet helemaal. Want hoewel je je helemaal Chinees, Nederlander, Rus, Italiaan, Afrikaan of Curaçaoenaar kunt voelen; als je ‘ander bloed’ door je aderen hebt stromen, dan vormt je dat deels tóch, bewust of onbewust.
Vorige week was het zover: mijn gezin en ik gingen voor het eerst op vakantie naar Suriname! Het zou een sentimental journey worden voor mij, maar daar was ik mij vooraf niet helemaal van bewust. Onbevangen, onbevooroordeeld en met slechts 1 naam van een ‘verre neef’ op zak, togen we naar Paramaribo.
Eenmaal daar ontmoeten we al snel deze neef, die een volle neef van wijlen mijn vader George bleek te zijn. Een geweldige, warme, genereuze persoon met een enorme kennis van,- en liefde voor- Suriname, én van de familiegeschiedenis! Juist hij bleek degene te zijn die de Smiet-stamboom en geschiedenis helemaal heeft uitgezocht. Dat kwam goed uit, want ik heb nooit goed antwoord kunnen geven als mensen mij vroegen naar mijn aparte achternaam. Ik maakte er op een gegeven moment maar een grapje van en zei dat mijn naam een ‘typefoutje’ was: geen Schmidt, geen Smith, maar Smit met een plotselinge ‘e’ ertussen. En op een oergezellige avond in een Javaans restaurant, vertelde hij het zeer fascinerende verhaal achter de Smiet-stamboom. We hingen aan zijn lippen, en ik juichte -letterlijk- van herkenning na afloop van de vertelling: ineens begreep ik mijn familie, mijn geschiedenis, mijn relatie met Suriname, en vooral mijzélf veel beter! Want wat een rijkdom om dit alles te weten, wat een (zelf-) kennis, en vooral zelfinzicht verschafte mij dit. Ineens vielen dingen op hun plek, en ervaarde ik aan den lijve de kracht van mijn erfgoed, mijn roots.
Kom, dan deel ik dit bijzondere verhaal met jullie…..
Er was eens een slavin, en haar naam was Bonetia (spreek uit ‘Bonietsia’). Ze was een Creoolse met Afrikaanse roots, en ze woonde met haar moeder Movina en 2 dochters op een erf in Paramaribo. Bonetia werkte -als wasvrouw- op een Surinaamse plantage, zoals velen. Echter, velen viel niet het grote geluk ten deel dat Bonetia wel mocht ervaren:
De slavernij werd in Suriname officieel pas afgeschaft in 1863, maar Bonetia en haar vrouwen werden al eerder, in 1862, bevrijd!
Dit verschijnsel heette ‘manumissie’, en zij waren dus vóortijdig bevrijde slaven (denk maar aan Django, die voortijdig Unchained werd). Deze door manumissie bevrijde slaven hadden een andere status dan de slaven die pas na de officïele afschaffing slaaf-af werden; ze waren heel trots op hun nieuwverworven positie en voelden zich hierdoor lichtelijk verheven boven de anderen. Ze mochten, na generatieslange dwangarbeid en zware onderdrukking, eindelijk in vrijheid leven. Maar het bracht nog een ander groot voordeel met zich mee: bevrijde slaven kregen een Eigen Naam! En niet, zoals degenen die na hen kwamen, de naam van de plantagehouders of combinaties daarvan. Bonetia was de trotse ontvanger van zo’n eigen naam. De bewuste vrijlater heette Smith. Maar die bedacht een variatie op de eigen achternaam, waardoor er een geheel nieuwe naam zou ontstaan, te weten: Smiet! Jullie begrijpen vast hoe trots Bonetia op haar eigen naam was; het is nu nauwelijks nog voor te stellen, maar voor iemand die eeuwenlang niets betekende, iemand anders’ eigendom was en zelfs niet het recht had om bijv. te trouwen en de voornaam van de eigen kinderen uit te kiezen, was een eigen achternaam een ultieme erkenning. Je bestond en had waarde, want je droeg je eigen familienaam; eindelijk was je ‘iemand’!
De 1e generatie Smieten was dus geboren. Maar zoals gezegd had Bonetia 2 dochters; allen vrouwen dus, en die geven doorgaans geen familienamen door…
De 2 dochters van Bonetia waren Doortje en Albertina. Over hoe het Doortje verliep is weinig bekend, maar Albertina ontmoette een andere voormalige slaaf, genaamd Jean Peroti, die pas na de afschaffing was bevrijd. Hij droeg een (slaven-) achternaam die gecreëerd was door de plantagehouder van plantage La Prosperité. Ze werden verliefd en dat was op zich al ‘een dingetje’, want hij was een man van Indiaanse afkomst. Maar nadat Albertina trouwde en zwanger werd gebeurde er iets dat, zeker voor die tijd, ongehoord was: Albertina had de trots van haar moeder geërfd en weigerde om haarzelf en de kinderen -het werden er uiteindelijk 5- de achternaam van haar man te geven! Ze was geenszins van plan om de hardbevochten familienaam, die haar moeder had verworven, ooit nog op te geven, en al zeker niet voor een ‘slaven-achternaam’. De arme Jean Peroti mocht zijn eigen kinderen dus niet erkennen, maar zo kon het gebeuren dat een vrouw de achternaam Smiet heeft kunnen doorgeven, generatie op generatie lang. Hun zoon Louis kreeg vervolgens ook weer kinderen, waaronder een zoon die hij ook weer Louis noemde. Deze Louis junior was mijn opa, vader van 3 kinderen Smiet. Eén daarvan was mijn vader. Ik ben dus lid van de 6e generatie Smietjes; een relatief jong geslacht!
Inmiddels is de Smiet-naam aan het uitsterven, want veel vrouwen die in latere generaties geboren werden hadden niet de guts van Albertina, maar toch: de naam leeft nog immer vóort!
Deze ongebruikelijke, superstoere move van Albertina Smiet had overigens grote gevolgen. Naast dat het in die tijd ongetwijfeld ook tot veel kritiek, afkeuring en verbazing leidde, had het tevens tot gevolg dat alle nazaten van Albertina en Jean Peroti mooie stukken grond in het Surinaamse district Para misliepen. Die werden en worden namelijk enkel en alleen vergeven aan leden van de ‘7 P-families’, voormalig slavenfamilies van La Prosperité, die destijds een convenant met elkaar sloten, en wiens achternamen allemaal met de voorletter P begonnen. Eén van die families was de familie….. Peroti. Kortom: de Smiet-Peroti’s konden dus voorgoed ‘fluiten’ naar hun familiegrond.
Ik kreeg er een beetje kippenvel van, van dit verhaal.
Wat een lef,- trots,- eigenwaarde,- en moederliefde werd hier getoond, en wat een feminist-avant-la-lettre moet mijn betover-overgrootmoeder Albertina zijn geweest. Dat noemen ze tegenwoordig een Powervrouw, en dat is ze ook in de puurste zin van het woord voor mij. Onmiddellijk dacht ik aan mijn eigen eigengereide, soms koppige en trotse gedrag, mijn enorme drang naar autonomie en zelfrealisatie, mijn grote betrokkenheid bij vrouwenemancipatie, slavernij en ‘de underdog’, en aan het feit dat ik na mijn trouwen absoluut mijn eigen naam wilde houden, ondanks dat ik mijn ‘type-fout naam’ helemaal niet zo mooi vind. Maar ook aan het feit dat mijn rotsvaste principes en goede intenties regelmatig tot mooie dingen leiden,- maar evenzogoed soms ook tot onbegrip, en het mislopen van ‘grote opdrachten met grote bedragen’…
Toch gniffel ik hier stilletjes om. Want het is gewoon allemaal de schuld van die trotse, strijdbare Albertina: daar lijk ik dus op! En daar ben ik haar eigenlijk best dankbaar voor. Now I am proud of my ancestors, proud of my name, and proud of my roots…
Met zeer veel dank aan Harold Sijlbing, en opgedragen aan o.a. de families Smiet, Sijlbing, Dalnoot, Velder, Snoijl en alle nazaten (op de foto: mijn 1e ontmoeting in Suriname met de oudste, nog levende Smiet-nazaat, mevr. (‘tante’) Silvie Smiet)
X Niki Smiet